Blauw

Lichtblauw, donkerblauw / gedachteloos blauw/ blauw als de hemel, als water / blauw als de mantel van Maria / blauw in de schittering, waar zonlicht breekt/ Blauw waarin je je kunt reinigen, onderdompelen/ zoals de doop / zoals wanneer iets eindigt / en ook weer iets begint / Blauw als een belofte.

Waterkant

Achter mijn huis is het water. Ik kijk naar de overkant. Een boerderij met een strook groen, een pluk hemel, het water dat elke dag weer anders is. Zwart fluweel. Golfjes door bootjes. Of grijzig met druppels. Blauwe lucht of dof wit, iets gelig, de avond aankondigend, de schemer. Het dorp waar ik leef is omringd door water. Daar moest ik aan wennen. Soms maakt het vrij, gedachten die kunnen wiegen op het water. Het geluid van het klotsen dat rustig maakt. Soms benauwt het me.

Maan/bollen

Krakend verse lucht. Vrieskou. Een heldere sterrenhemel zo ver als ik kijk. Magisch en beangstigend tegelijk. Zo veel en zo ver. Dieptevrees.

Iconographia

“Kijk eens naar de bloemen in het veld” (Matteüs 6, vers 25)

In het begin

IIn het begin was er niets/ En toen was er een Woord/ En toen was er Verhaal/ Mensen zaten in kringen/ Keken naar sterren/ Vertelden over mysterie Hadden vele goden/ Na vele goden/ Kwam er 1 god en met 1 god/ Kwam er een plek/ Er werd hard gewerkt/ Aan kerken/ Met Stenen/ Tot aan de hemel In mijn begin was er een vader en een moeder/ En toen was ik/ Kerk werd een plek waar ik ging werken/ Net zoals mijn vader/ Hoe ouder ik werd/ Hoe leger de kerk/ Waar zijn de mensen/ Ik ga naar buiten En kijk naar de sterren/ Zonder een woord/ Even niets